Matchmaken blijkt tegenwoordig een vorm van hogere wiskunde. Een ideale match tussen twee vechters is natuurlijk een 50%-50% kans voor beide vechters op winst. Evenwichtiger kan het niet. Maar dat is in het huidige tijdperk heel moeilijk geworden. Want een ‘fiftyfifty partij’ is al voor veel vechters (lees ook trainers) te veel risico. Men wint vaak liever van een slechte tegenstander dan dat men verliest van een goede. Een winstpartij staat nu eenmaal beter op je Instagram 🙂 en is goed voor de naam van de school.
Het is de mores van deze tijd. Uitzonderingen daar gelaten natuurlijk. Er zijn ook vechters die het liefst een uitdaging aangaan tegen een topper. Waarbij de kans misschien 70% in het voordeel van de tegenstander is. Een vechter met een beter record, of een kampioen in een gewichtsklasse.
De grootste Nederlandse vechters vochten tegen de beste tegenstanders… en verloren ook wel eens. ‘You win some, you lose some’. De K-1 helden Peter Awrts, Remy Bonjasky, Ernesto Hoost en Sem Schilt en natuurlijk Badr Hari gingen geen tegenstander uit de weg. Als verlies niet op de loer ligt is er in feite geen sprake van een echt gevecht.
Tja, dan wordt het voor de matchmaker een flinke puzzel. Zelfs voor een aanmerkelijk geldbedrag loopt men niet meer warm voor een uitdaging. Zijn er nog echte vechters die een uitdaging aan willen gaan? Tja, er kan verloren worden, maar is winst dan het enige dat nog telt?
En denk er aan:
‘Vechters die strijdend ten onder gaan zijn nooit een verliezer’.